Dat ging maar net goed. Drie anekdotes van af en toe ‘op eieren lopende’ uitvaartverzorgers.

door | sep 29, 2017

Van veel mensen horen wij vaak: “Wat hebben jullie toch een mooi beroep”. In de basis hebben wij dat ook absoluut hoewel wij weleens tegen elkaar zeggen: “We lopen op eieren, dat ging maar net goed”.

Om die term te verklaren maken wij u deelgenoot van een aantal praktijkvoorbeelden welke ons de afgelopen anderhalf jaar symbolisch een jaar van ons leven kostte…

Zo was ik driekwart jaar geleden onderweg met een uitvaartstoet bestaande uit een rouwauto en twee volgauto’s vanaf een woonhuis in Haarlem naar een begraafplaats in de duinen. We hadden daar een aulaplechtigheid besproken met aansluitend in de heuvels de begrafenis. Omdat het op deze begraafplaats erg steil is hadden wij maar liefst tien collega’s ingedeeld om de kist geschouderd te gaan dragen.

Vlak voor aankomst belt mijn compagnon mij op: “De brug over het Zijkanaal C op de A9 is opengegaan en wil niet meer dicht. Ik sta hier met de tien dragers in twee auto’s stil, doe je rustig aan?” Wij vertragen het tempo van de rouwstoet en als het gezin in de ontvangkamer arriveert leg ik uit wat er aan de hand is. Er blijken ook enkele familieleden achter de geopende brug te staan en in overleg met de directie van de begraafplaats én het gezin geef ik in de aula aan de wachtende belangstellenden aan dat we later starten met de dienst en waarom.

Rondom Velsen loopt het hele verkeer vast. Na twintig minuten wachten starten wij, ondanks dat mijn compagnon en de dragers er nog niet zijn, toch de plechtigheid (inmiddels zijn de naaste familieleden compleet) en we moeten wel, want het is een drukke dag en er zijn nog meerdere plechtigheden na ons op de begraafplaats. Met de dragers in gedachten praat ik de dienst aan elkaar. De familie merkt niets aan mij, maar ik ben gespannen. Zouden de dragers er wel op tijd zijn…?

Op een waardig moment tijdens het laatste muziekstuk gaat de grote deur van de aula open en zie ik een ‘verhitte’ compagnon én onze tien dragers staan! Statig tillen zij de overledene de aula uit en geschouderd dragen zij de kist met op de achtergrond de tonen van ‘Have I told you lately that I love you’ de heuvels in…

Ook hebben we eens een grote uitvaart gehad waarbij de familie erg twijfelde tussen ons en een collega uitvaartonderneming. Als jong bedrijf kregen wij ‘het voordeel van de twijfel’, maar met deze wetenschap lag er wel enige druk dat alles extra goed zou moeten gaan. Het contact gedurende de dagen tussen het overlijden en de dag van de uitvaart verloopt prima en vol vertrouwen breekt de dag van de begrafenis aan. Omdat mijn compagnon na de uitvaart nog een afspraak voor een wilsbeschikking heeft, parkeer ik mijn auto vast bij de condoleancegelegenheid zodat we na de begrafenis ieder zelfstandig verder kunnen rijden. Mijn compagnon zal mij daar ophalen. Omdat wij ruim in de tijd zitten leggen we vast een condoleanceboek in het restaurant zodat de gasten, die straks in de kerk misschien niet getekend hebben, dit hier alsnog kunnen doen. Zegt de beheerder: “Ha, daar hebben we de jongens van De Meer, komen jullie vast het condoleanceboek voor morgen brengen?” Verbouwereerd geven wij aan dat wij straks al komen… “We hebben voor vandaag gereserveerd én dit per mail bevestigd: 200 man koffie & thee en broodjes”. “Nee hoor”, zegt de beheerder, “jullie komen morgen!” Samen met zijn vrouw bekijken ze de agenda, kijken nog eens naar de door ons verzonden mail en lopen rood aan…

Een paar uur later arriveren wij na de begrafenis met een dikke 200 man. Binnen een mum van tijd zit iedereen aan de koffie en smikkelt smakelijk van een broodje. Het restaurant heeft met snel schakelen alles keurig op tijd verzorgd. Na de uitvaart, als iedereen weg is, drinken we met de mensen van het restaurant nog wat fris op de goede afloop. De familie heeft niets meegekregen van wat er bijna was gebeurd. Die nacht droom ik dat we met 200 man voor een dichte restaurantdeur staan…

En onder het mom van hollen of stilstaan printen, vouwen en nieten wij in een drukke week 250 liturgieën voor een afscheidsdienst in de kerk. Wij hebben ‘geluk’. Deze dominee heeft alle liederen uitgewerkt, de familie heeft de liturgie goedgekeurd en we kunnen direct gaan printen. Meestal werken wij de gehele liturgie uit, zoeken de Bijbel- en liedteksten bij elkaar en controleren alles meermaals. In de veronderstelling dat de voorganger en de familie dit al hebben gedaan kijken we nog even snel en zetten de printer aan. Na ongeveer twee uur zijn alle boekjes klaar. Het is 19.30 uur, de avond voor de dag van de uitvaart. Snel door naar een afgesproken vergadering en o ja, morgenochtend nog onze schoenen poetsen voor de uitvaart die om 10.00 uur in de kerk zal aanvangen…

Belt de organist die wij de liturgie hebben doorgemaild (zodat hij zich kan funderen op het orgelspel) onder het eten: “Jongens, bij het lied “Veilig in Jezus’ armen” ontbreekt het refrein!” Laat in de avond, twee wijzers van de klok heel dicht bij elkaar, hebben we de nieuwe liturgieën klaar. Jammer van die 250 exemplaren die weg kunnen, maar we hebben afgesproken om voor kwaliteit te gaan én dit kunnen we tijdig oplossen, dus opnieuw…

De volgende morgen maken wij de dienst mee van achterin de kerk. En ten tijde dat de aanwezigen uit volle borst vlekkeloos het refrein (kunnen) inzetten, kijken we elkaar glimlachend aan…

Na de begrafenis bedanken wij de dominee voor zijn goede zorgen, het was oprecht een mooie, troostvolle dienst. We vertellen hem niet dat de liturgie opnieuw is geprint. Wat voegt dat toe. Voor hetzelfde geld hadden wij zelf het refrein per ongeluk vergeten, het blijft immers mensenwerk.

Mensenwerk, wat wij met steun & vertrouwen doen, elke dag opnieuw. Maar soms dus lopend op eieren…